Dendrochronologische inventarisatie van de Hubertuskerk te Lollum, september 2017
Het was een gelukkige omstandigheid dat de restauratie van de kerk samenviel met het afnemen van boorstalen voor een dendrochronologisch onderzoek. Hierdoor konden er stalen verzameld worden op plaatsen waar je normaal niet bij kunt en er kwam sloophout vrij dat nog goed genoeg was om tot een datering te kunnen leiden.
Ruwweg is het houtwerk van de kerk in 4 groepen in te delen.
- het recente hout gebruikt voor de dakcontructie.
- het tongewelf met het ogief- of spitsbooggebint.
- de trekbalken met sleutelstukken korbelen en muurstijlen
- de eiken lambrisering van de kerkruimte.
Volgens Albert Reinstra van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed is de kerk van rond 1200. Kerken uit die tijd hebben over het algemeen een stenen gewelf. Later zijn die gewelven afgebroken en vervangen door de tongewelven zoals we die vandaag de dag nog kennen. De Hubertuskerk had in ieder geval een stenen gewelf boven het koor. Door de verhogingen van de zijmuren is niet meer vast te stellen of het schip van de kerk ook een stenen gewelf heeft gehad.
De dakconstructie is verder niet onderzocht omdat daar wel genoeg van bekend is.
Het is heel waarschijnlijk dat het houtwerk van het tongewelf en dat van de trekbalk-korbeel constructie in de kerkruimte van dezelfde ouderdom is. Helaas is dat niet met zekerheid vast te stellen. Het hout van de trekbalken en korbelen is gemaakt van een snel gegroeid Duits eikenhout. Het heeft te weinig jaarringen om tot een zekere datering te kunnen komen. Van het tongewelf zijn voldoende boorstalen afgenomen die met elkaar tot een datering hebben geleid.
Met enig geluk konden er wat restplankjes van de lambrisering uit de container worden gered. Weliswaar zwaar aangetast door de bonte knaagkever maar het is toch gelukt om een eindjaar te bepalen. Het eindjaar is het laatste en jongste jaar dat gemeten kan worden.
Verder heeft de container Noors eikenhout opgeleverd dat goed te dateren was. Het moet toegepast zijn in de constructie van het dak in dezelfde periode dat de eiken lambrisering is gemaakt. Jammer genoeg niet meer herleidbaar tot de constructie zelf.
Met een marge van een paar jaar zijn de volgende dateringen gedaan.
- Het Duitse eikenhout van de constructie van het tongewelf is gekapt in 1462. De constructie is dan van 1463-65
- Het kwartiers gezaagde eikenhout van de lambrisering, het zogenaamde “wagenschot”, komt uit Frankrijk, Lunéville, en heeft als laatste jaarring 1699. Er ontbreken minimaal 20 jaarringen spinthout aan, en het hout is daarmee in ieder geval van ná 1719. Hoeveel later kan niet vastgesteld worden. Omdat het Noorse constructiehout uit de container gekapt is in 1740 plus of min 5 jaar, en er toen een grote verbouwing moet zijn geweest, lijkt het héél waarschijnlijk dat de lambrisering uit dezelfde periode stamt. In deze dus van tussen 1735-1745.
Tekst, foto’s, boringen, metingen en datering Paul Borghaerts (c).
Sofware Cdendro 9.1 17-11-2017